Hoe ik leerde om me geraakt te voelen door vogels

door Helen Verploegen, PhD onderzoeker naar het rouwen om verloren biodiversiteit, Centre Connecting Humans and Nature, Institute for Science in Society (Radboud Universiteit)

To read in English, click here

Tot een paar jaar geleden had ik weinig oog voor de natuur. De overvloed aan Putters die door het stadscentrum van Nijmegen vliegen of de biddende Buizerds boven het Goffertpark gingen volledig aan mijn aandacht voorbij. Ik kon nauwelijks een Roodborst of Merel in de tuin herkennen en merkte ze alleen op als ze mijn aandacht afdwongen door dichtbij te komen of veel geluid te maken. De laatste jaren is er iets veranderd; vogels raken me nu.

Op een van onze vele wandelingen door de natuur ©Christian Brinkman

Dankzij de Britse geograaf Jamie Lorimer raakte ik bekend met het concept learning to be affected. In het Nederlands moeizaam vertaald naar zoiets als ‘het leren om je geraakt te voelen’, in dit geval door de natuur. Zijn boek ‘Wildlife in the Anthropocene: Conservation after nature’ [1], is een belangrijk werk voor mijn onderzoek naar het rouwen voor uitstervende vogelsoorten. Hij beschrijft learning to be affected als het proces waarbij ons lichaam zich afstemt op de vormen en dynamieken van een organisme of de ecologie. Maar hoe ziet dit abstracte proces er in levenden lijve uit?

Het Engelse concept ‘affect’, het emotionele geraakt voelen, moet gezien worden als iets relationeels. Je kunt alleen geraakt worden in relatie tot iets, bijvoorbeeld tot een ander persoon, een object, of een ander niet-menselijk organisme zoals een dier of plant. Mijn affectieve relatie met vogels is voortgekomen uit mijn affectieve relatie met mensen. Mijn beste vriendin en huisgenoot tijdens mijn studie, was de eerste persoon die mijn liefde voor de natuur wist op te roepen. Op avondwandelingen door onze studentenstad Maastricht of op een van onze vele buitenlandse vakanties, bracht zij vaak haar verrekijker mee – soms ook een extra paar voor mij – en wees naar de Buizerds boven de Pietersberg of de vlinders in de Spaanse bergen. Een paar jaar geleden stelde ze me voor aan de vogelaar en ecoloog die nu mijn vriend is. Zijn liefde en enthousiasme voor vogels zijn aanstekelijk en we besteden samen veel tijd in de natuur. Op onze dagelijkse wandelingen door de polder of het bos wijst hij mij op allerlei bewegingen en geluiden die ik eerder nooit zou hebben opgemerkt. In de woorden van Anna Tsing, noticing is an art [2]. Hij is een meester in deze kunstvorm en ik slechts een beginnende student. Zoals Lorimer beschrijft, kost het jaren van training en ervaring om een lichaam zo te kalibreren dat je je geraakt voelt door de natuur. Mijn vriend is al 20 jaar vogelaar. Zijn kennis van determineren en ecologie ontwikkelde hij in het veld en in interacties met andere vogelaars. Ik sta nog aan de start van dit langzame kalibratieproces.

Foto van migrerende kraanvogels genomen tijdens een bezoek aan zuid-limburg met vrienden © Christian Brinkman

Tijdens dit kalibratieproces heeft angst plaatsgemaakt voor nieuwsgierigheid. Geluiden vanuit de bosjes zouden mij eerder hebben doen opvliegen van schrik – als ik het überhaupt opmerkte. Nu maakt het me nieuwsgierig. Steeds vaker merk ik dat ik tijdens een wandeling plotseling stop als ik gekwetter in de verte hoor of bewegingen in de bosjes opmerk. De verrekijker die over mijn schouder hangt helpt me in het kalibratieproces. Ze zijn als het ware een verlenging van mijn zintuigen, waardoor ik vogels en andere soorten kan zien die moeilijk waar te nemen zijn met het blote oog. Ik beweeg langzamer en stiller om mijn aanwezigheid zo lang mogelijk geheim te houden. Lorimer maakt de treffende vergelijking met een jager die naar zijn prooi kijkt.

Zodra de ‘prooi’ in zicht is, borrelt de vraag op: wat is het? Ik worstel met vogelnamen. Tijdens wandelingen met mijn vriend vraagt hij regelmatig of ik vogels herken. Mijn grote moeite om vogelnamen te onthouden kan af en toe leiden tot frustraties[1]. Gelukkig helpen verhalen hierbij: die ene vogel die klinkt als een lied van Beethoven (Geelgors) of die vogel die vaak in bomen met besjes zit (Pestvogel). Ondanks de frustraties haal ik ook vreugde uit determineren, iets wat Lorimer linkt aan het zogeheten ‘corporeal charisma’. Het juist determineren voelt als een prestatie en een formele introductie. Het vergeten van de naam bij de volgende ontmoeting vrijwel net zo gênant als het vergeten van de naam van iemand die je net hebt ontmoet.

Maar wat maakt het uit dat ik me nu geraakt voel door vogels? Wat zijn de consequenties? Volgens Lorimer is het een proces waarbij je je afstemt op de natuur, luistert en opmerkt. Het luisteren naar de natuur is als het ware de voorwaarde om voor de natuur te zorgen, om het te beschermen en te rouwen om wat we verliezen [3]. Ironisch misschien, maar hoe meer ik mij geraakt voel door vogels, hoe meer ik probeer geen invloed op ze uit te oefenen. Ik probeer hen juist niet te ‘raken’. Terwijl ik nu de constante aanwezigheid van vogels, zoogdieren en zelfs paddenstoelen opmerk tijdens mijn wandelingen in het bos of in de stad, probeer ik mijn invloed tot een minimum te beperken. Terwijl hun aanwezigheid positieve invloed op mij heeft kan ik het gevoel maar niet van me afschudden dat deze organismen beter af zouden zijn zonder mijn aanwezigheid. Ik voel me verantwoordelijk om op de gebaande paden te lopen zodat ik niet op iets dierbaars stap. Als ik een groep vogels in een veld zie zitten neem ik bewust een andere route om ze niet op te laten vliegen. Ik loop langzamer en stiller om zo veel mogelijk op te merken, maar vooral ook om zo min mogelijk te verstoren. Ik worstel ermee om de ontmoetingen die mij juist zo goed doen voelen uit de weg te gaan. Zorg ik het beste voor deze vogels als ik ze ontloop? Of zijn onze ontmoetingen juist nodig om zorg te kunnen dragen? 

Terwijl ik reflecteer op mijn leerproces komen dit soort vragen naar boven. In mijn gesprekken met vogelaars tijdens wandelingen of tijdens mijn onderzoek merk ik dat ze het lastig vinden om te reflecteren op hun leerproces. Net als mijn vriend kijken de meeste vogelaars al jaren naar vogels. Het is een soort tweede natuur voor ze. Het is lastig om te reflecteren op iets wat zo ‘normaal’ voelt. Het reflecteren op mijn eigen leerproces helpt me om de juiste vragen te stellen en vogelaars te observeren in het veld. Wie heeft ze aangespoord om vogels te gaan kijken? Welke bewegingen en geluiden merken ze op? Hoe voelen ze zich daarbij? Hoe reageren ze hierop? Lorimer noemt natuurconservatie een “passionate en embodied practice” (p.181). Als wetenschappers die onderzoek doen naar deze praktijken is het nuttig, al dan niet noodzakelijk, om te reflecteren op onze eigen passie voor de natuur. Reflecteer jij mee op je volgende avontuur in de natuur?

[1] Lorimer, J. (2015). Wildlife in the Anthropocene. Minneapolis, MN: University of Minnesota Press.

[2] Tsing, A. (2010). Arts of Inclusion, or How to Love a Mushroom. Manoa, 2(22), pp.191-203.

[3] Burgers, L., Meijer, E. & Nowak, E. (2020). De stem van de Noordzee. Amsterdam: Boom.

[4] Feynman, R.P. (1988). What do you care what other people think? New York: Bantam Books.


[1] De woorden van Richard Feynman bieden wat perspectief: “You can know the name of that bird in all the languages of the world, but when you’re finished, you’ll know absolutely nothing whatever about the bird…So let’s look at the bird and see what it’s doing – that’s what counts. I learned very early on the difference between knowing the name of something and knowing something.” (p.14) [4]

One thought on “Hoe ik leerde om me geraakt te voelen door vogels

Leave a Reply

css.php